Nu ga je statistische variabelen vergelijken. Er bestaan veel manieren om dat te doen, veel hangt af van de soort variabelen waar je mee te maken hebt.
Je leert in dit onderwerp:
het verschil tussen twee kwantitatieve variabelen beschrijven en interpreteren door boxplots vergelijken of normale verdelingen te gebruiken;
het verschil tussen twee kwalitatieve variabelen beschrijven en interpreteren met kruistabellen en phi, of met de max.Vcp.
Voorkennis:
de beschrijvende statistiek: het maken van (som)frequentietabellen, diagrammen en het berekenen van centrummaten en spreidingsmaten;
werken met de normale verdeling, met normaal waarschijnlijkheidspapier en met de wortel-n-wet.
data leren ordenen in verband met de gestelde onderzoeksvraag en de aard van de gekozen variabelen.