Logisch redeneren > Wat is logica?
123456Wat is logica?

Verwerken

Opgave 8

Justin zit met zijn hond op een puppycursus. De trainer vraagt of de hond het woord "zit" al kent. Justin knikt en laat het vol trots zien. Hij pakt een koekje uit zijn zak en zegt "zit" tegen de hond, waarop de hond netjes gaat zitten. Justin zegt: "Mijn hond kent het woord zit." Waarop de trainer zegt: "En nu nog een keer, maar dan zonder koekje." Dit keer blijft de hond staan en kijkt zijn baasje vragend aan.

Benoem de verschillende onderdelen in deze redenering en geef aan of de redenering van Justin waar is.

Opgave 9

Uitspraak 1: "Een tienvoud is een getal."
Uitspraak 2: "Een priemgetal is een getal."
Conclusie: "Een tienvoud is een priemgetal."

a

Beoordeel beide uitspraken. Zijn deze waar?

b

Is de conclusie waar of onwaar? Verklaar je antwoord.

Opgave 10

Gegeven zijn twee uitspraken.
Uitspraak 1: "Geen van de timmerlieden is linkshandig."
Uitspraak 2: "Alle muzikanten zijn linkshandig."

Welke van de conclusies kun je met zekerheid trekken?

Conclusie 1: "Sommige timmerlieden zijn muzikant."

Conclusie 2: "Sommige timmerlieden zijn linkshandig."

Conclusie 3: "Alle muzikanten zijn timmerlieden."

Conclusie 4: "Muzikanten zijn geen timmerlieden."

Conclusie 5: "Geen van de conclusies is juist."

Opgave 11

Arie, Bert en Corina zijn verdachten van een juwelendiefstal. Onder ede verklaren zij het volgende:
Arie: "Bert is schuldig en Corina is onschuldig."
Bert: "Als Arie schuldig is, dan is Corina het zeker ook."
Corina: "Ik ben onschuldig, maar minstens een van de anderen is schuldig."

a

Stel dat ze allemaal onschuldig zijn. Wie loog er dan?

b

Stel dat ze allemaal eerlijk waren. Wie heeft/hebben dan de juwelen gestolen?

c

Stel dat de onschuldigen eerlijk waren en dat de dief loog. Wie heeft/hebben dan de juwelen gestolen?

Opgave 12

Een agent ziet voor zich drie verdachten. Eén van hen is een spion die moet worden ontmaskerd. De agent in kwestie is op de hoogte van het feit dat:

  • Eén persoon altijd liegt.

  • Eén persoon altijd de waarheid spreekt.

  • De spion kan liegen en de waarheid spreken.

De agent vraagt aan verdachte 1: "Ben jij de spion?". Verdachte 1 antwoordt met "ja" of "nee". Dan vraagt de agent aan verdachte 2: "Sprak verdachte 1 de waarheid?". En verdachte 2 antwoordt met "ja" of "nee". Verdachte 1 zegt dan plots dat verdachte 3 de spion niet is. De agent geeft aan dat hij hiervan op de hoogte is en arresteert de spion.

Wie is de spion nu en hoe weet de agent dit?

verder | terug