Logisch redeneren > Wat is logica?Voorbeeld 1
Joost komt teleurgesteld thuis, hij heeft een onvoldoende gehaald voor zijn geschiedenistoets.
Joost mag de toets herkansen.
Zijn moeder zegt: "Als je nu hard leert, dan haal je een goed cijfer voor de toets."
Een paar dagen later komt Joost na zijn herkansing blij thuis.
Zijn moeder concludeert: "De herkansing is goed gegaan, je hebt hard geleerd."
Joost antwoordt: "Nee hoor, ik kreeg precies dezelfde toets en die had ik besproken met een vriend die
goed is in geschiedenis."
Benoem de verschillende onderdelen in deze redenering en geef aan of de redenering waar is.
De verschillende onderdelen in deze redenering zijn:
-
Bewering: "Als je hard leert, dan haal je een goed cijfer voor de toets."
-
Uitgangspunt 1: een herkansing kan alleen goed gaan als je er hard voor leert.
-
Uitgangspunt 2: Joost komt blij thuis na de herkansing. `rarr` Redeneerstap: de herkansing is goed gegaan.
-
Conclusie: Joost heeft hard geleerd.
Deze conclusie is niet correct omdat uitgangspunt 1 onwaar is. Een herkansing kan ook beter gaan omdat dezelfde toets is gegeven, of omdat je zou kunnen spieken of gokken.
Gebruik de gegevens uit
Er ontbreekt een uitgangspunt dat de basis is voor de redeneerstap bij uitgangspunt
2.
Welk uitgangspunt is dat?
Waarom is dat uitgangspunt onwaar?
Gegeven zijn twee uitspraken.
Uitspraak 1: "Alle dansers zijn gezellige mensen."
Uitspraak 2: "Sommige dansers zijn klein."
Welke van de conclusies kun je met zekerheid trekken?
Conclusie 1: Geen van de gezellige mensen is klein.
Conclusie 2: Alle gezellige mensen zijn klein.
Conclusie 3: Sommige gezellige mensen zijn klein.
Conclusie 4: Geen danser is klein.
Conclusie 5: Geen van deze conclusies is geheel zeker.
Is conclusie 1 volledig?
Kan deze redenering ook worden omgedraaid? Zijn alle gezellige mensen ook dansers?
Geef een verklaring waarom conclusie 1 niet kan worden getrokken.
Waarom is conclusie 4 onjuist?