Gegeven zijn de volgende beweringen.
" `0` is het kleinste natuurlijke getal."
"Een dolfijn behoort tot de zoogdieren."
"De grafiek van `f(x) = x^2 + 1` is een dalparabool."
" `39` is een priemgetal."
Wat is de waarheidswaarde van de bewering? Formuleer de ontkenning van de bewering en de waarheidswaarde hiervan.
" `0` is het kleinste natuurlijke getal."
waarheidswaarde `1` ;
ontkenning: "
`0`
is niet het kleinste natuurlijke getal", waarheidswaarde
`0`
.
Je kunt de ontkenning (of negatie) ook noteren als
`¬`
("
`0`
is het kleinste natuurlijke getal"), waarin
`¬`
het negatieteken is.
"Een dolfijn behoort tot de zoogdieren."
waarheidswaarde `1` ;
ontkenning: "een dolfijn behoort niet tot de zoogdieren", waarheidswaarde `0` .
"De grafiek van `f(x) = x^2 + 1` is een dalparabool."
waarheidswaarde `1` ;
ontkenning: "de grafiek `f(x)` is geen dalparabool", waarheidswaarde `0` .
" `39` is een priemgetal."
waarheidswaarde `0` ;
ontkenning: " `39` is geen priemgetal", waarheidswaarde `1` .
Gebruik de gegevens uit
Leg uit welk verband er is tussen de waarheidswaarde van een bewering en haar ontkenning.
Waarom is de ontkenning van de tweede bewering niet "een aap behoort tot de zoogdieren"?
Formuleer zelf een bewering en haar ontkenning.
De bewering "Deze zin bevat zes woorden" is onwaar.
Maar de ontkenning hiervan "Deze zin bevat geen zes woorden" is ook onwaar.
Hoe kan dit?