Ga na of de zinnen beweringen zijn.
"De appel is rood."
"Een Ferrari rijdt sneller dan een Fiat."
"Hoe was je vakantie?"
"Van de zon word je blij."
"Op de middelbare school kies je uit vier profielen."
"Er is een grootste kwadraat."
De uitspraak
`1 < varphi < 2`
bevat het woord
"en"
.
De uitspraak kan geschreven worden als
`P ∧ Q`
.
Benoem de beweringen `P` en `Q` .
Wat weet je van `varphi` als geldt `(1 < varphi) vv (varphi < 2)` ?
Maak een zin bij `P ∧ not Q` en `not P ∧ Q` .
Zijn `P ∧ not Q` en `not P ∧ Q` logisch gelijkwaardig? Gebruik een waarheidstabel.