Gegeven zijn de beweringen:
`A`
: "Mensen spreken de taal van het vakantieland niet."
`B`
: "Mensen komen in de problemen."
Schrijf de implicatie `A rArr B` als een zin.
Maak bij deze implicatie een waarheidstabel.
Zoek met een waarheidstabel uit of `not B rArr not A` een ontkenning is van `A rArr B` .
Gegeven is de bewering
`K`
: "Vierhoek
`ABCD`
is een ruit."
Formuleer beweringen
`A`
,
`B`
en
`C`
die aan de volgende voorwaarden voldoen.
`A`
is een nodige, maar geen voldoende voorwaarde voor
`K`
.
`B`
is een voldoende, maar geen nodige voorwaarde voor
`K`
.
`C`
is een nodige en voldoende voorwaarde voor
`K`
.