In de figuur zijn de driehoeken `ABC` en `ADE` gelijkvormig. De gegeven lengtes zijn in centimeter.
Bereken de lengte van `DE` en van `CE` . Rond je antwoorden af op één decimaal.
Volg de stappen.
Teken een horizontale lijn `AB` .
Teken loodrecht op het rechter uiteinde `B` een verticale lijn `BC` die half zo lang is als `AB` .
Teken de zijde `AC` van de rechthoekige driehoek `ABC` .
Zet de passerpunt in `C` en neem de afstand `BC` tussen de passerpunten.
Teken een stukje cirkel en noem het snijpunt van `AC` en de cirkel `D` .
Zet de passerpunt in `A` en neem de afstand `AD` tussen de passerpunten.
Teken een stukje cirkel en noem het snijpunt van `AB` en de cirkel `E` .
Meet en reken na welke lijnstukken uit je constructie de verhouding volgens de gulden snede hebben.