Matrices en grafen > Het begrip matrix
123456Het begrip matrix

Voorbeeld 1

In een kledingzaak worden van een bepaald merk alleen witte en zwarte T-shirts verkocht in 5 verschillende maten. De voorraad van eind januari is:

  • witte T-shirts: 8 stuks S, 15 stuks M, 12 stuks L, 7 stuks XL en 4 stuks XXL

  • zwarte T-shirts: 3 stuks S, 10 stuks M, 13 stuks L, 8 stuks XL en 2 stuks XXL

De eerste week van februari worden er verkocht:

  • witte T-shirts: 3 stuks S, 4 stuks M, 2 stuks L en 5 stuks XL

  • zwarte T-shirts: 1 stuks S, 8 stuks M, 9 stuks L en 2 stuks XXL

Laat met een matrixberekening zien wat er aan het eind van die week nog aan voorraad is.

> antwoord

Denk er om dat beide matrices dezelfde afmetingen moeten hebben en dat de getallen erin zo moeten staan dat het aftrekken ervan betekenis heeft. Het kunnen allebei 2 × 5 -matrices worden. Je krijgt dan:

( 8 15 12 7 4 3 10 13 8 2 ) - ( 3 4 2 5 0 1 8 9 0 2 ) = ( 5 11 10 2 4 2 2 4 8 0 )

Ga vooral ook na hoe je dit met de grafische rekenmachine doet.

Opgave 2

In de Theorie wordt het begrip matrix ingevoerd. Hier zie je de matrix

M = ( 1 7 6 2 3 6 0 4 )

a

Hoeveel kentallen heeft matrix M ?

b

Hoeveel kolommen heeft matrix M ?

c

Hoeveel rijen heeft deze matrix?

d

Welk kental staat er in de tweede rij en in de derde kolom?

Opgave 3

In Voorbeeld 1 wordt de voorraad berekend door twee 2 × 5 -matrices van elkaar af te trekken.

a

Zowel de voorraad als de verkoop kan in een 5 × 2 -matrix worden weergegeven. Doe dat en bereken de nieuwe voorraadmatrix.

b

Bekijk in het Practicum hoe je matrices in je grafische rekenmachine invoert.

c

Voer de matrixoptelling van a ook met de grafische rekenmachine uit.

verder | terug