In een kledingzaak worden van een bepaald merk alleen witte en zwarte T-shirts verkocht in verschillende maten. De voorraad van eind januari is:
witte T-shirts: stuks S, stuks M, stuks L, stuks XL en stuks XXL
zwarte T-shirts: stuks S, stuks M, stuks L, stuks XL en stuks XXL
De eerste week van februari worden er verkocht:
witte T-shirts: stuks S, stuks M, stuks L en stuks XL
zwarte T-shirts: stuks S, stuks M, stuks L en stuks XXL
Laat met een matrixberekening zien wat er aan het eind van die week nog aan voorraad is.
Denk er om dat beide matrices dezelfde afmetingen moeten hebben en dat de getallen erin zo moeten staan dat het aftrekken ervan betekenis heeft. Het kunnen allebei -matrices worden. Je krijgt dan:
Ga vooral ook na hoe je dit met de grafische rekenmachine doet.
In de
Hoeveel kentallen heeft matrix ?
Hoeveel kolommen heeft matrix ?
Hoeveel rijen heeft deze matrix?
Welk kental staat er in de tweede rij en in de derde kolom?
In
Zowel de voorraad als de verkoop kan in een -matrix worden weergegeven. Doe dat en bereken de nieuwe voorraadmatrix.
Bekijk in het
Voer de matrixoptelling van a ook met de grafische rekenmachine uit.