De Britse zoöloog P.H. Leslie ontwikkelde in 1945 een wiskundig model voor de ontwikkeling
van een populatie planten of dieren. Daarbij verdeel je de populatie in gelijke leeftijdsintervallen
die generaties heten. Vervolgens probeer je per generatie de overlevingskans en het gemiddelde geboortecijfer per element van de populatie vast te stellen (d.m.v. statistisch onderzoek).
Met deze gegevens kun je dan een populatievoorspellingsgraaf en een populatievoorspellingsmatrix opstellen.
Bij een populatie met vier generaties ziet dat er zo uit als in de figuur.
In de populatievoorspellingsmatrix of Leslie-matrix
`L`
vind je in de bovenste rij de geboortecijfers.
De overlevingskansen staan net onder de hoofddiagonaal.
Heb je nu de aantallen per generatie op een bepaald moment, dan kun je door matrixvermenigvuldiging berekenen hoe groot die aantallen precies één generatie later zijn. En als je door blijft vermenigvuldigen kun je voorspellen hoe de samenstelling van deze populatie zich zal ontwikkelen, of er sprake zal zijn van groei, of juist niet...