Bij een kansexperiment staat het resultaat niet bij voorbaat vast. Een voorbeeld hiervan is het gooien met
één dobbelsteen. De mogelijke uitkomsten zijn alle mogelijke resultaten van het kansexperiment. In dit geval het gooien van
, , , , of ogen.
Een uitkomst of gebeurtenis is een (soms vooraf gedefinieerd) resultaat, bijvoorbeeld
"het werpen van ogen"
of
"het werpen van eerst ogen en daarna ogen"
.
De relatieve frequentie van een gebeurtenis is:
De experimentele wet van de grote aantallen is een ervaringsregel: In de praktijk blijkt dat de relatieve frequentie bij een
groot aantal keren uitvoeren van een kansexperiment naar één waarde lijkt te gaan.
Deze waarde noem je de experimentele kans op die gebeurtenis.
Relatieve frequenties zijn ook te bepalen uit statistieken.
Verder kunnen relatieve frequenties worden bepaald door simuleren: nabootsen met bijvoorbeeld een grafische rekenmachine. Bekijk het