Kleurenblindheid komt voor bij % van de westerse mannen.
Of iemand kleurenblind is kun je niet aan zijn uiterlijk zien, dus iedere westerse
man die je tegenkomt (en verder niet kent) heeft voor jou een kans van om kleurenblind te zijn. Vraag je een willekeurige westerse man of hij kleurenblind
is of niet, dan doe je een kansexperiment met precies twee uitkomsten: als hij niet kleurenblind is en als dit wel het geval is.
Zo'n kansexperiment heet een Bernoulli-experiment naar de Zwitserse wiskundige Jakob Bernoulli (1654 - 1705).
De bijbehorende kansverdeling is:
`0` | `1` | |
`0,92` | `0,08` |
Vraag je westerse mannen naar kleurenblindheid dan voer je het Bernoulli-experiment keer uit: je herhaalt keer hetzelfde experiment. De bijbehorende stochast is en de kans dat er kleurenblinden bij zijn is:
waarin het aantal mogelijke combinaties van uit voorstelt.
Dit getal is het aantal mogelijke takken in de bijbehorende kansboom van lagen met kleurenblinden en niet-kleurenblinden.
Een complete kansverdeling van ziet er zo uit:
...
Bij deze kansverdeling kun je eenvoudig de verwachting en de standaarddeviatie berekenen,
bijvoorbeeld zo:
en
.
Bekijk de stochast in de
Laat zien, dat en .
Nu is . Leg uit waarom de som van onafhankelijke Bernoulli-experimenten is.
Bereken .
Je werpt met twee dobbelstenen en bepaalt na de worp de som van het aantal bovenliggende ogen. De stochast `X` geeft aan of het aantal ogen zeven is of niet:
`X=0` betekent dat je geen zeven ogen gooit.
`X=1` betekent dat je zeven ogen gooit.
Stel een kansverdeling voor `X` op.
Bereken de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van `X` exact.
Je gooit nu twaalf keer met twee dobbelstenen. Je let op het aantal keren `A` dat je zeven ogen gooit.
Hoe groot is de kans dat je drie keer zeven ogen gooit, dus hoe groot is `text(P)(A=3 )` ?
Bereken de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van `A` . Rond zo nodig af op vier decimalen.