Continue kansmodellen > Normaal of niet?
123456Normaal of niet?

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Doen, bepaal met behulp van Excel of de GR het gemiddelde en de standaardafwijking.

Controleer dan bijvoorbeeld of aan de vuistregels wordt voldaan.

b

Nee.

Opgave 1
a

Als het goed is krijg je een rechte lijn die bij 70,125 op 50% zit.

b

Ja, zie figuur.

c

Bij 50% kun je μ aflezen en bij 84 % kun je μ + σ aflezen (vuistregels).

Opgave 2
a

Zie tabel.

b

Zie figuur.

c

De verschillen zijn niet erg groot. Je moet de bovengrenzen van de klassen gebruiken omdat het om "kleiner of gelijk" kansen gaat.

d

Ja.

Opgave 3
a

Voer de tabel in je GR in.
Kies dan 1-Var Stats L1,L2.

b

Maak eerst een tabel van de cumulatieve normale verdeling via de GR: `y_1 = text(binomcdf)(10^99,x,13.20,0.10)` .

c

Doen.

d

Omdat beide behoorlijk goed overeenkomen kun je zeggen dat `M` normaal verdeeld is met de berekende parameters.

Opgave 4

Controleren door zelf aflezen, zie deze figuur op normaal waarschijnlijkheidspapier.

Opgave 5
a

Zie tabel. Gebruik de gegevens van machine 1 en werk met Excel.
Hier zie je de tabel met cumulatieve relatieve frequenties (c.r.f.).

b

Gebruik Excel: μ 1003,1 en σ 3,0 gram.

c

Gebruik de bovengrenzen van elke klasse!

d

Klopt redelijk, er kan redelijk goed een rechte lijn door de punten worden getekend.

e

Aflezen uit je figuur.

f

Aflezen bij 90% geeft ongeveer 1007 gram, dus 1007 gram of meer.

Opgave 6
a

Zie het voorbeeld.

b

Doen.

c

V is de diameter van een moer min de diameter van de bijbehorende bout.
`text(P)(V < 0 | mu = 0,05 text( en ) sigma ~~ 0,058) ~~ 0,1943` , dus ongeveer 19% van de bouten is te dik.

d

`text(P)(V < 0,02 | mu = 0,05 text( en ) sigma ~~ 0,058) ~~ 0,3025` , dus ongeveer 30% van de bouten past niet.

e

G is het totale gewicht van een bout en de bijbehorende moer. μ ( G ) = 12,3  gram en σ ( G ) = 0,2 2 + 0,3 2 0,36  gram.
Het gewicht van 100 bouten en moeren bedraagt gemiddeld 1230 gram met een standaardafwijking van 100 0,36 = 3,6 gram.

f

`text(P)(G > 1235 | mu = 1230 text( en ) sigma ~~ 3,6) ~~ 0,0824` , dus ongeveer 8% van de dozen.

Opgave 7
a

Werk met Excel of met je GR.

Mannen: μ 128,5 en σ 12,6 .
Vrouwen: μ 131,7 en σ 13,7 .

b

Klassenbreedte 5 en eerste klasse 102,5 107,5 .

c

Er komt niet ongeveer een rechte lijn.

d

Je kunt altijd wel een rechte lijn door een verzameling punten tekenen, maar de afwijkingen zullen vrij groot zijn.

e

Nee, ook niet. Beide verdelingen zijn behoorlijk scheef.

Opgave 8
a

Lees af: `18` cm hoort bij `30` %, dus `30` % van de sneeuwdagen viel er `18` cm of minder sneeuw.
Dit betekent dat er op de overige `70` % van dagen waarop het sneeuwde, meer dan `18` cm sneeuw viel.

b

`S` , de hoeveelheid sneeuw die viel op een dag dat het sneeuwde, is normaal verdeeld, omdat de grafiek van de cumulatieve relatieve frequentieverdeling van `S` op normaal-waarschijnlijkheidspapier een rechte lijn is.

Lees de hoeveelheid sneeuw af bij `50` %: dat is ongeveer `23` cm en dat is de gemiddelde hoeveelheid sneeuw per dag dat het sneeuwde.
Lees bijvoorbeeld de hoeveelheid sneeuw af bij `16` %: dat is `14` cm. Dus is de standaardafwijking: `23-14=9` cm sneeuw.

Opgave 9
a

De gemiddelde lengte is 162 cm en de standaarddeviatie is 6,5 cm.

b

Doen, maak eerst de cumulatieve relatieve frequentieverdeling.

c

Ja, de lichaamslengtes van deze 5001 vrouwen zijn redelijk goed normaal verdeeld.

d

Ongeveer tussen 149 en 175 cm. Dus a 13 cm.

e

Ongeveer 169 cm of groter.

Opgave 10
a

Het gewicht van een doos is een normaal verdeelde variabele `D` met `mu(D)=145,0` en `sigma(D)=5,5`  gram.

Het gewicht van elk pakje is een normaal verdeelde variabele `P` met `mu(P)=202,5` en `sigma(D)=4,0`  gram.

Het gewicht van een doos met `50` pakjes is ook normaal verdeeld: `G = D + 50*P` .

Gemiddelde gewicht `mu(G) = 145,0 + 50*202,5 = 10270` gram met een standaardafwijking van `sigma(G)=sqrt((sqrt(50) * 4)^2 + 5,5^2) ~~ 28,8` gram.

b

`text(P)(G < 10250 | mu = 10270 text( en ) sigma ~~ 28,8) ~~ 0,2437` , dus ongeveer 24% van de dozen.

Opgave 11Voedselzoekende vogels
Voedselzoekende vogels

Frequentietabel:

hoogte in meter ` < 1,5` `1,5 - lt 3` `3 - lt 5` `5 - lt 7` `7 - lt 10` `10 - lt 15` `> 15`
aantal waarnemingen `24` `26` `51` `72` `122` `92` `13`
cumulatieve waarnemingen `24` `50` `101` `173` `295` `387` `400`
cum. rel. waarnemingen (%) `6` `12 1/2` `25 1/4` `43 1/4` `73 3/4` `96 3/4` `100`

Zet punten uit op normaal-waarschijnlijkheidspapier (bij de rechterklassengrenzen):

De punten liggen grofweg op een rechte lijn, dus de hoogte is bij benadering normaal verdeeld.
Lees het gemiddelde af bij `50` %: ongeveer `7,6` meter.
Lees ook de hoogte af bij `16` % (of bij `84` %): ongeveer `3,6` meter.
Bereken het verschil met deze hoogte en het gemiddelde: `σ ~~ (7,6 - 3 =) 4,0`  meter.
De hoogte is bij benadering normaal verdeeld met `μ ~~ 7,6` meter en `σ ~~ 4,0`  meter.

(bron: examen vwo wiskunde A1,2 2002, eerste tijdvak)

Opgave 12
a

μ 43,6 en σ 2,7 cm.

b

Doen, maak eerst de bijbehorende cumulatieve relatieve frequentieverdeling.

c

Lees `mu` uit de figuur af bij `50` % en `mu+sigma` bij `84` %.

d

Ja, de kniehoogte van deze `5001` vrouwen is redelijk goed normaal verdeeld.

e

Tussen 41,3 en 45,9 cm. Dus a 2,3 cm.

f

46,4 cm of meer.

Opgave 13
a

In ongeveer `24` % van de gevallen.

b

1003,2 mL.

verder | terug