Hypothesen en verbanden > Hypothese toetsen
1234567Hypothese toetsen

Verwerken

Opgave 8

Er wordt onderzocht of een inpakmachine voor rollen koekjes goed is afgesteld. Er zouden `20` koekjes in een rol moeten gaan.
Noteer de variabele, nulhypothese en alternatieve hypothese van de toets.

Opgave 9

Beschrijf bij elke van de onderzoeken hoe een bijbehorende toets er uit zal zien.

a

Een onderzoek naar de bewering van een politicus dat meer dan `50` % van de kiezers op hem gaat stemmen.

b

Een consumentenbond doet onderzoek naar de levensduur van lampen.

c

De kwaliteitsafdeling van een fabriek onderzoekt de hoeveelheid shampoo in flessen.

Opgave 10

Leraar A denkt uit jarenlange ervaring dat slechts 60% van de leerlingen zich ook echt aan zijn planning houdt. Leraar B vermoedt dat dit toch wel bij 75% van de leerlingen het geval is. Ze besluiten in hun klassen een contrĂ´le te houden. Het gaat daarbij om 80 leerlingen.

a

Hoe luiden de nulhypothese en de alternatieve hypothese?

Ze spreken een grens af van 54: bij meer dan 54 leerlingen die "bij" zijn krijgt B gelijk, anders leraar A.

b

Hoe groot is de kans dat B ten onrechte ongelijk krijgt?

c

En hoe groot is de kans dat A ten onrechte ongelijk krijgt?

d

Bepaal de grens g zo, dat de kans op deze fouten voor beide docenten samen zo klein mogelijk is.

Opgave 11

In een bepaald gebied lijdt volgens de krant 15% van de mensen aan griep. De afdelingsleider van de bovenbouw van de enige havo/vwo school in dat gebied constateert dat er op datzelfde moment van zijn 350 leerlingen 45 ziek zijn. Dat is minder dan 15%.

a

Mag zij nu concluderen dat de krant overdrijft? Licht je antwoord toe.

Ze besluit om de sectie wiskunde te vragen om met een groep leerlingen dit ziektepercentage te onderzoeken. Het groepje leerlingen gaat in een aselecte steekproef van 500 personen navragen wie er op de dag dat deze krant verscheen de griep hadden.

b

Welke nulhypothese en welke alternatieve hypothese gaan ze hanteren?

c

Ze kiezen voor hun kritieke gebied 70 of minder zieken in de steekproef. Hoe groot is dan de kans dat ze ten onrechte concluderen dat de krant overdrijft?

d

Hoe kunnen ze die kans verkleinen?

e

Waarom heeft het weinig zin om het kritieke gebied zo te maken dat die kans afgerond op vier decimalen 0 is?

Opgave 12

De gemiddelde lengte van vrouwen is bij benadering normaal verdeeld. In 1999 was de gemiddelde lengte van de vrouwen in Nederland 167 cm met een standaardafwijking van 6,5 cm. Het is niet ondenkbaar dat de gemiddelde lengte van de Nederlandse vrouw sinds die tijd groter is geworden. Een onderzoeksbureau onderzoekt dit door middel van een aselecte steekproef van 100 vrouwen in Nederland. Vooraf stellen de onderzoekers dat ze zullen concluderen dat de Nederlandse vrouw langer is geworden als de gemiddelde lengte in die steekproef 169 cm of meer is.

a

Welke nulhypothese hanteert het bureau? En hoe luidt de alternatieve hypothese?

b

Wat is het kritieke gebied van deze toets? Waarom moet dit vooraf worden vastgesteld?

c

Hoe groot is de kans dat men ten onrechte concludeert dat de Nederlandse vrouw langer is geworden?

d

Hoe kan die kans worden verkleind door het kritieke gebied aan te passen?

e

Is de grootte van de steekproef ook van invloed op die kans?

verder | terug