Van `DeltaABC` is gegeven: `|AC|=|BC|` . `D` is het midden van `AC` en `E` is het midden van `BC` .
Bewijs dat de loodlijnen vanuit `D` en vanuit `E` op `AB` even lang zijn.
Van de vierhoek `ABCD` is gegeven: `|AB|=|CD|` , `|AD|=|BC|` en `angleABC=90^@` .
Laat met een hulplijn zien: de vier hoeken zijn samen `360^@` .
Bewijs dat `angleADC=90^@` .
Bewijs dat `angleBAD=angleBCD=90^@` .
Bewijs dat de twee diagonalen even lang zijn.
Bewijs dat `angleBAC=angleABD=angleACD=angleBDC` .
Bewijs dat de diagonalen elkaar doormidden delen.
In een rechthoekige driehoek `ABC` (met de rechte hoek bij `A` ) is `D` een punt op `BC` zo, dat `angleDAB=angleDBA` . (Maak zelf een tekening).
Laat zien dat `angleACB=90^@-angleCBA` .
Laat zien dat `DeltaDCA` gelijkbenig is.
Bewijs dat `|AD|=|DB|=|CD|` .