In de figuur zie je twee driehoeken
`ABC`
en
`ABD`
getekend.
Verder is
`CS=DS`
en
`angleC=angleD`
.
Bewijs dat `AS=BS` .
Twee lijnstukken `AB` en `CD` zijn niet even lang en hebben een snijpunt `S` zo, dat `AS=SB` en `CS=SD` .
Bewijs dat `AC` evenwijdig is aan `BD` .
In `ΔABC` is `AB=AC` . `D` is het midden van `AB` , `E` het midden van `AC` .
Bewijs dat `BE=CD` .
Op een lijn liggen, in deze volgorde, de punten `A` , `D` , `B` en `C` . `P` is geen punt op die lijn. Verder is gegeven dat `angleAPB=2 *angleAPD` .
Bewijs dat `angleCPD=1/2*(angleCPB+angleCPA)` .
In de figuur zie je twee driehoeken
`ABC`
en
`AED`
getekend.
Verder is
`AB=AD`
en
`AC=AE`
.
Bewijs dat `∠C=∠E` .
Gegeven is driehoek `ABC` waarbij `angle ACB` een stompe hoek is en `D` het midden is van `AB` .
Bewijs dat `|CD| lt 1/2*|AB|` .