Krommen in 2D > Hoeken
123456Hoeken

Uitleg

Bekijk de twee lijnen `l:y=px+1` en `m:y=0,5 x` in het cartesisch assenstelsel. Neem `p=0,25` .

Om de hoek tussen beide lijnen te berekenen stel je bij beide eerst de hellingshoek vast.
Dat is de hoek die deze lijn maakt met de positieve `x` -as.
Daarbij kies je de hoek tussen `text(-)90^@` en `90^@` .
De hellingshoek bereken je vanuit het hellingsgetal, de richtingscoëfficiënt, van de lijn. Daarvoor schrijf je de vergelijkingen van beide lijnen in de vorm `y=ax+b` waarin `a` de richtingscoëfficiënt is. Je vindt:

  • `l: y=0,25 x+1` heeft een richtingscoëfficiënt van `0,25` . De hellingshoek `β` volgt uit `tan(β)=0,25` en is dus `β≈14,0^@` . Je noteert dit ook wel als `arctan(0,25)~~14,04^@` . De grafische rekenmachine kent hiervoor de functie `tan^(text(-)1)` .

  • `m: y=0,5 x` heeft een richtingscoëfficiënt van `0,5` .
    De hellingshoek `α` volgt uit `tan(α)=0,5` en is dus `α=arctan(0,5)≈26,57^@` .

De hoek tussen beide lijnen vind je door de twee hellingshoeken van elkaar af te trekken: `26,57^@ -14,04^@ ~~12,5^@` .

Lijn `l` is er één van de serie `l_p : y=px+1` .
Bij `p=text(-)2` maken de lijnen `m` en `l_p` een hoek van `90^@` , omdat het product van de richtingscoëfficiënten van de lijnen gelijk is aan `text(-)2*0,5=text(-)1` .

Opgave 1
a

Bereken in één decimaal de hoek tussen `l: y=1/2 x` en `k: x-3 y=6` .

b

Bereken de hoek tussen `l: y=1/2x` en `k: x+3 y=6` .

c

Moet je bij het berekenen van de hoek tussen twee lijnen altijd de twee hellingshoeken van elkaar aftrekken?

Opgave 2

Niet alleen rechte lijnen kunnen een hoek met elkaar maken, maar ook een lijn en een cirkel. Neem de lijn `l` : `y = x - 4` en de cirkel `c` : `x^2 + y^2 - 6x + 4 = 0` .

a

Bereken de snijpunten `A` en `B` van `l` en `c` .

b

Neem snijpunt `A` en stel daarin een vergelijking op van de raaklijn aan de cirkel.

Onder de hoek tussen lijn `l` en cirkel `c` versta je de hoek tussen `l` en de raaklijn in  `A` .

c

Bereken die hoek in graden nauwkeurig.

d

Waarom is de hoek tussen lijn `l` en cirkel `c` bij punt `B` even groot?

Opgave 3

Ook twee krommen kunnen hoeken met elkaar maken.

a

Wat versta je onder de hoek tussen twee cirkels?

b

Kun je spreken van de hoek tussen twee ellipsen? Wanneer wel en wanneer niet?

c

Hoeveel verschillende hoeken kunnen een lijn en een parabool met elkaar maken?

verder | terug