Bekijk de applet
Een totaal andere manier om cirkels en lijnen te beschrijven is de vectorvoorstelling of parametervoorstelling.
Ga zelf na dat de lijn is te beschrijven door:
de vectorvoorstelling `((x),(y)) = s * ((13),(6))`
de parametervoorstelling `x = 13s` en `y = 6s` .
Ga ook na dat de cirkel is te beschrijven door
de vectorvoorstelling `((x),(y))=(( 1+ 10*cos(t)), (4+ 10*sin(t)) ) `
de parametervoorstelling `x = 1+ 10*cos(t)` en `y = 4+ 10*sin(t)` .
`t`
is de hoek in radialen ten opzichte van een lijn door
`M`
en evenwijdig aan de
`x`
-as.
Beweeg de punten
`P`
en
`C`
over de lijn en de cirkel. Hebben ze ooit dezelfde coördinaten?
Welke conclusie kun je hieruit trekken over het gestelde probleem?
Bekijk de
Stel bij de gegeven lijn een vectorvoorstelling op. Vind je dezelfde vectorvoorstelling als in de uitleg staat?
Welke parametervoorstelling hoort er bij jouw vectorvoorstelling?
Beweeg beide punten en en onderzoek of ze ooit samenvallen. Kun je hier op grond van de figuur zeker van zijn?
Leg uit waarom de coördinaten van het beweegbare punt gelijk zijn aan en . Wat stelt t precies voor?