Meetkunde in 3D > Lijnen en hoeken
1234567Lijnen en hoeken

Voorbeeld 3

Gegeven zijn de punten `A(1, 1, 2)` , `B(0, 6, 3)` en `P(9, 13, 4)` .

Bereken de afstand van punt `P` tot lijn `AB` .

> antwoord

Een mogelijke vectorvoorstelling van lijn `AB` is:

`((x),(y),(z))=((1),(1),(2))+t((text(-)1),(5),(1))` .

Een willekeurig punt `Q` op lijn `AB` heeft coördinaten `(1 - t, 1 + 5t, 2 + t)` .

Nu is `vec(PQ) = ((1 - t - 9),(1 + 5t - 13),(2 + t - 4)) = ((text(-)8 - t),(text(-)12 + 5t),(text(-)2 + t))` .

Je zoekt het punt `Q` , zodat `vec(PQ)` loodrecht staat op `vec(AB)` . Er moet dus gelden dat `vec(PQ) * vec(AB) = 0` .

`vec(PQ) * vec(AB) =((text(-)8 - t),(text(-)12 + 5t),(text(-)2 + t))*((text(-)1),(5),(1)) = 0`

Dit geeft `27t = 54` en dus `t=2` .
Dus `vec(PQ)= ((text(-)10), (text(-)2), (0))` en `d(P,AB)=|vec(PQ)| = sqrt(104)` .
Dus `text(d)(P, AB) = sqrt(104)` .

Opgave 8

Bekijk Voorbeeld 3.

a

Waarom moet gelden dat `vec(PQ) * vec(AB) = 0` ?

b

Reken na dat `t=2` .

c

Reken na dat `sqrt(104)` de afstand van `P` tot lijn `AB` is.

d

Bereken de afstand van `B` tot lijn `AP` . Rond af op twee decimalen.

Opgave 9

Gegeven zijn de punten `K(3, 3, 0)` , `L(0, 0, 4)` en `M(3, text(-)1, 2)` .

Lijn `l` gaat door de punten `L` en `M` .

Bereken exact de afstand van punt `K` tot lijn `l ` .

Opgave 10

Gegeven zijn de lijnen `l: ((x), (y), (z))=((3), (0), (2))+r((text(-)1), (1), (4))` en `m: ((x), (y), (z))=((text(-)5), (1), (2))+s((2), (text(-)2), (text(-)8))` .

a

Waarom lopen de lijnen `l` en `m` evenwijdig?

b

Bereken de afstand van lijn `l` tot lijn `m` . Rond af op twee decimalen.

verder | terug