Omdat `|MP| + |PQ| = 8` (ze vormen samen de straal van de gegeven cirkel).
`sqrt((x + 3)^2 + y^2) + sqrt((3 - x)^2 + y^2) = 8`
`sqrt((x + 3)^2 + y^2) = 8 - sqrt((3 - x)^2 + y^2)`
kwadrateren geeft
`(x + 3)^2 + y^2 = 64 - 16 sqrt((3 - x)^2 + y^2) + (3 - x)^2 + y^2`
en dus
`3x - 16 = -4 sqrt((3 - x)^2 + y^2)`
.
Nog maar eens kwadrateren:
`9x^2 - 96x + 256 = 16(9 - 6x + x^2 + y^2)`
.
Dit kun je omschrijven naar de gewenste vorm.
`16 = 4^2` en `4` is de halve straal van de cirkel.
`7 = 16 - 9 = 4^2 - 3^2` . `4` is de halve straal van de cirkel en `3` is de afstand van `F` tot `O` .
`sqrt(4^2 - 3^2) = sqrt(7) ~~ 2,65`
`x = 4 cos(t)` en `y = sqrt(7) sin(t)` invullen geeft `cos^2(t) + sin^2(t) = 1` en dat klopt voor elke `t` . (Bekend goniometrisch verband.)
`(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(t))/(x'(t)) = (sqrt(7) cos(t))/(text(-)4 sin(t))`
.
Horizontale raaklijn:
`cos(t) = 0 ^^ sin(t) != 0`
geeft
`t = 0,5pi vv t = 1,5pi`
en daarbij horen de punten
`(0, sqrt(7))`
en
`(0, text(-)sqrt(7))`
.
Horizontale raaklijn:
`sin(t) = 0 ^^ cos(t) != 0`
geeft
`t = 0 vv t = pi`
en daarbij horen de punten
`(4, 0)`
en
`(text(-)4, 0)`
.
`x = 4 cos(t) = 2`
geeft
`t = 1/6 pi vv t = 5/6 pi`
.
Dit levert twee punten op waarvan
`P(2, 1/2 sqrt(21))`
het juiste is. In dat punt is
`(text(d)y)/(text(d)x) = (sqrt(7) cos(1/6 pi))/(-4 sin(1/6 pi)) = - 1/12 sqrt(21)`
. De raaklijn wordt
`y = - 1/12 x sqrt(21) + 2/3 sqrt(21)`
.
`x(t) = 3 + 4 cos(t)` en `y(t) = 2 + sqrt(7) sin(t)` .
`((x - 3)^2)/16 + ((y - 2)^2)/7 = 1`
Snijpunten
`x`
-as:
`y = 0`
geeft
`((x - 3)^2)/16 + 4/7 = 1`
en dit levert de punten
`(3 +- 4/7 sqrt(21), 0)`
.
Snijpunten
`y`
-as:
`x = 0`
geeft
`9/16 + ((y - 2)^2)/7 = 1`
en dit levert de punten
`(0, 3 3/4)`
en
`(0, 1/4)`
op.
`Q` op de richtcirkel dus `|MQ| = 4` en `|MP| - |PQ| = |MQ| = 4` en dus ook `|MP| - |PF| = 4` .
`P(x,y)` geeft `sqrt((x + 3)^2 + y^2) - sqrt((x - 3)^2 + y^2) = 4` .
`sqrt((x + 3)^2 + y^2) = 4 + sqrt((x - 3)^2 + y^2)` en dan kwadrateren geeft `12x - 16 = 8 sqrt((x - 3)^2 + y^2)` en dan nog maar eens kwadrateren geeft `5x^2 - 4y^2 = 20` en dan krijg je `(x^2)/4 - (y^2)/5 = 1` .
`4` is het kwadraat van de helft van de straal van de richtcirkel.
`5 = 3^2 - 2^2` , dus is `(text(d)(F,O))^2 - (1/2 text(straal))^2` .
Een punt `P` op die tweede tak ligt meestal veel dichter bij de richtcirkel dan bij `F` . Er zijn zelfs twee plaatsen waar `text(d)(P,c) = 0` , terwijl `text(d)(P,F) > 0` .
Substitueer `x = 2/(cos(t))` en `y = sqrt(5) * (sin(t))/(cos(t))` in de vergelijking `(x^2)/4 - (y^2)/5 = 1` . Dit geeft `(1 - sin^2(t))/(cos^2(t)) = 1` en dat klopt voor elke `t` omdat `1 - sin^2(t) = cos^2(t)` .
`(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(t))/(x'(t)) = (sqrt(5))/(2 sin(t))`
.
Raaklijn verticaal als
`sin(t) = 0`
dus als
`x = k*pi`
. Dit levert op:
`(+-2, 0)`
.
`x = 4`
geeft
`cos(t) = 1/2`
en dus
`t = +- 1/3 pi + k * 2pi`
.
Voor het bedoelde punt geldt
`t = 1/3 pi`
en dus
`(text(d)y)/(text(d)x) = 1/3 sqrt(15)`
en
`y = sqrt(15)`
.
De vergelijking van de raaklijn is
`y = 1/2 x sqrt(15) - 1/3 sqrt(15)`
.
`((x - 3)^2)/4 - ((y - 2)^2)/5 = 1`
`x = 0`
geeft
`9/4 - ((y - 2)^2)/5 = 1`
en dus
`y = 4,5 vv y = text(-) 0,5`
. De gevraagde punten zijn
`(0; text(-)0,5)`
en
`(0; 4,5)`
.
`y = 0`
geeft
`((x - 3)^2)/4 - 4/5 = 1`
en dus
`x = 3 +- 6/5sqrt(5)`
. De gevraagde punten zijn
`(3 +- 6/5sqrt(5), 0)`
.
`(a,b)` op de ellips, dan ook `(a,text(-)b)` op de ellips. Dit klopt.
`(a,b)` op de ellips, dan ook `(text(-)a,text(-)b)` op de ellips. Dit klopt.
`m = 0,5r` en `m` is ook de helft van de lengte van het lijnstuk tussen de twee punten op de ellips die op de lijn door de twee brandpunten liggen. Je zegt wel dat `m` de helft van de horizontale as van de ellips is.
`n = sqrt((0,5r)^2 - p^2)` en `n` is de helft van de lengte van het lijnstuk tussen de twee punten op de ellips recht boven en recht onder het centrum van symnetrie. Je zegt wel dat `n` de halve lengte van de verticale as van de ellips is.
Doen.
`((x - a)^2)/(m^2) + ((y - b)^2)/(n^2) = 1`
Invullen in `(x^2)/(m^2) + (y^2)/(n^2) = 1` geeft `sin^2(t) + cos^2(t) = 1` en dat klopt voor elke `t` .
`x = a + m*cos(t)` en `y = b + n*sin(t)` .
Doen.
De gegeven definitie met één brandpunt en een richtcirkel geeft maar één tak van de hyperbool. Deze definitie beschrijft beide takken.
`m = 0,5r` en `m` is ook de afstand tussen beide punten op de hyperbool die liggen op de lijn door beide brandpunten.
`((x - a)^2)/(m^2) - ((y - b)^2)/(n^2) = 1`
Invullen in `(x^2)/(m^2) + (y^2)/(n^2) = 1` .
`x = a + m/(cos(t))` en `y = b + (n sin(t))/(cos(t))` .
`(x,y)`
op de ellips betekent
`((x - 6)^2)/16 + ((y - 4)^2)/9 = 1`
.
`(x, 8 - y)`
op de ellips betekent
`((x - 6)^2)/16 + ((8 - y - 4)^2)/9 = 1`
. En dat is hetzelfde, want
`(8 - y - 4)^2 = (4 - y)^2 = (y - 4)^2`
voor elke
`y`
.
De lijn `x = 6` . Het bewijs gaat net als bij b.
Maak een constructie in GeoGebra.
`((x - a)^2)/(m^2) + ((y - b)^2)/(n^2) = 1`
is de standaardvergelijking van een ellips met
`(a,b)`
als centrum.
Het centrum is
`(2,1)`
want dit ligt midden tussen beide brandpunten.
`m = 0,5r`
en
`r = 6`
dus
`m = 3`
.
`n^2 = (0,5r)^2 - p^2 = 3^2 - 2^2 = 5`
.
Doen.
`(text(d)y)/(text(d)x) = (sqrt(5) cos(t))/(-3 sin(t))`
.
`x = 0,5`
geeft
`3 cos(t) + 2 = 0,5`
en dus
`t = 2/3 pi + k * 2pi vv t = 1 1/3 pi + k * 2pi`
.
De gevraagde hellingwaarden zijn dus
`+- 1/9 sqrt(15)`
.
Doen.
`m = 2`
en
`n = 4`
en het centrum van de hyperbool is
`(1, 2)`
.
`m = 0,5r`
geeft
`r = 4`
.
`n^2 = p^2 - (0,5r)^2`
geeft
`16 = p^2 - 4`
en dus
`p = +-sqrt(20)`
.
De brandpunten zijn
`F_1(1 - sqrt(20), 2)`
en
`F_1(1 + sqrt(20), 2)`
. Deze redenering gaat alleen op omdat beide brandpunten op een horizontale lijn liggen.
Bij het opstellen van de standaardvergelijking is immers uitgegaan van brandpunten
op de
`x`
-as.
`M = F_1` of `M = F_2` en de straal is `4` .
Doen, zie het voorbeeld.
In
`(4, 2+2sqrt(5))`
is
`a=6/(sqrt(5))`
en dit geeft
`y = 6/(sqrt(5)) x + 2 - 2,8sqrt(5)`
.
In
`(4, 2-2sqrt(5))`
is
`a=text(-)6/(sqrt(5))`
en dit geeft
`y = text(-)6/(sqrt(5)) x + 2 + 2,8sqrt(5)`
.
`(text(d)y)/(text(d)x) = 1`
geeft
`8 - 8x = 4 - 2y`
en dit schrijf je als
`y = 4x - 2`
.
Invullen in de vergelijking van de hyperbool:
`4x^2 - (4x - 2)^2 - 8x + 4(4x - 2) = 16`
.
Dit is een kwadratische vergelijking die geen oplossingen heeft. Conclusie: die punten
zijn er niet.
Als `(x,y)` op de lemniscaat, dan ook `(x, text(-)y)` op de lemniscaat.
`2y * y' = (32x - 16x^3) * x'` en dus `(text(d)y)/(text(d)x) = (y')/(x') = (32x - 16x^3)/(2y)` .
Raaklijn evenwijdig aan de `x` -as: `32x - 16x^3 = 0` geeft `x = 0 vv x = +-sqrt(2)` . Dit geeft vier punten, namelijk `(+-sqrt(2), +-4)` .
`y = ax`
invullen geeft
`a^2x^2 = 4x^2(4 - x^2)`
.
Deze vergelijking heeft als oplossing
`x = 0 vv x = +-(sqrt(16 - a^2))/2`
. Er is sprake van een raaklijn als er maar één oplossing is.
Dit is het geval als
`16 - a^2 = 0`
en dus als
`a = +-4`
.
De raaklijnen zijn
`y = +-4x`
.
`y = px`
geeft (zie vorige)
`x = 0 vv x = +-(sqrt(16 - p^2))/2 = +-sqrt(4 - 0,25p^2)`
.
De bijbehorende
`y`
-waarden zijn
`y = +-p sqrt(4 - 0,25p^2)`
en
`0`
.
De afstand van
`O`
tot het punt
`(sqrt(4 - 0,25p^2), p sqrt(4 - 0,25p^2))`
is
`a(p) = sqrt(4 - 0,25p^2 - p^2(4 - 0,25p^2)) = sqrt(15)`
.
Dit geeft
`p = +-2 vv p = +-sqrt(11)`
.
`x = 2 cos(t)` geeft `y^2 = 16cos^2(t)(4 - 4 cos^2(t)) = 16 sin^2(2t)` . Dus `y = 4 sin(2t)` , klopt.
`(text(d)y)/(text(d)x) = (8 cos(2t))/(-2 sin(t))`
In
`(0,0)`
is
`2 cos(t) = 0 ^^ 4 sin(2t) = 0`
, dus
`t = 1/2 pi + k * pi`
.
Dit levert twee hellingsgetallen op, namelijk
`+-4`
.
Ga uit van
`F_1 = (-3, 2)`
,
`F_2 = (5, 2)`
en
`P = (1,5)`
.
Symmetriecentrum is
`C(1,2)`
, dus de vergelijking wordt
`((x - 1)^2)/(m^2) + ((y - 2)^2)/(n^2) = 1`
.
Nu is
`m = 0,5r`
en
`n^2 = (0,5r)^2 - p^2`
terwijl
`r = |F_1 P| + |F_2 P| = 10`
en
`p = |CF_1| = 4`
.
Dus krijg je
`((x - 1)^2)/(25) + ((y - 2)^2)/(9) = 1`
.
Ga uit van
`F_1 = (-3, 2)`
,
`F_2 = (5, 2)`
en
`P = (5,8)`
.
Symmetriecentrum is
`C(1,2)`
, dus de vergelijking wordt
`((x - 1)^2)/(m^2) - ((y - 2)^2)/(n^2) = 1`
.
Nu is
`m = 0,5r`
en
`n^2 = p^2 - (0,5r)^2`
terwijl
`r = |F_1 P| - |F_2 P| = 4`
en
`p = |CF_1| = 4`
.
Dus krijg je
`((x - 1)^2)/(4) - ((y - 2)^2)/(12) = 1`
.
Uit de vergelijking van de richtcirkel volgt
`r = 3`
.
Verder is
`M = F_1 = (0,0)`
en
`F = F_2 = (0, 2)`
. Dit geeft
`p = |CF_1| = 1`
.
Je krijgt dan
`(x^2)/(2,25) + ((y-1)^2)/(1,25) = 1`
.
Herleid de vergelijking van de ellips tot
`(x - 2)^2 + 4(y - 1)^2 = 4`
en
`((x - 2)^2)/(4)+ ((y - 1)^2)/(1) = 1`
.
Je krijgt nu
`m^2 = (0,5r)^2 = 4`
en
`n^2 = (0,5r)^2 - p^2 = 1`
. Dit geeft
`r = 4`
en
`p = +-sqrt(3)`
.
De brandpunten zijn
`(2 +- sqrt(3), 1)`
.
`P(x,y)` en `P'(4 - x, 2 - y)` voldoen beide aan de vergelijking van de ellips.
Beide vergelijkingen van elkaar aftrekken geeft
`4(y - 1)^2 = 4 - 4y`
en hieruit volgt
`y = 0 vv y = 1`
.
Zo vind je de snijpunten
`(2,0)`
,
`(0,1)`
en
`(4,1)`
.
In
`(2,0)`
is de hoek tussen beide krommen
`0`
°.
In
`(0,1)`
en
`(4,1)`
bereken je de hoek door beide hellingwaarden uit te rekenen.
De raaklijn aan de ellips maakt in die punten een hoek van
`90`
° met de
`x`
-as.
Door impliciet differentiëren vind je voor de parabool
`(text(d)y)/(text(d)x) = 1/2 x - 1`
, dus in
`(0,1)`
is de hellingwaarde
`-1`
.
De hoek die de raaklijn aan de parabool daar met de
`x`
-as maakt is
`45`
°. De krommen maken daarom een hoek van
`45`
° met elkaar.
In
`(4,1)`
ga je op dezelfde manier te werk. Ook daar vind je een hoek van
`45`
° tussen beide krommen.
De snijpunten met de `x` -as zijn `(+-1,0)` . Snijpunten met de `y` -as zijn er niet.
`m^2 = (0,5r)^2 = 1` en `n^2 = p^2 - (0,5r)^2 = 1` geeft `p = +-sqrt(2)` . De brandpunten zijn `F_1(-sqrt(2),0)` en `F_2(sqrt(2),0)` .
Impliciet differentiëren geeft
`(text(d)y)/(text(d)x) = (2x)/(2y)`
.
Bij
`x = 2`
hoort
`y = +-sqrt(3)`
en in de bijbehorende punten zijn de hellingwaarden
`+- 2/3 sqrt(3)`
.
De vergelijkingen van de raaklijnen zijn
`y = +- 2/3 x sqrt3 -+ 4/3 sqrt3`
.
De vergelijking van
`l`
is
`y = 0,5x + 0,5`
.
Deze lijn snijden met de hyperbool geeft de snijpunten
`(-1,0)`
en
`(5/3, 4/3)`
.
In
`(-1,0)`
is er geen hellingwaarde, dus de raaklijn is daar evenwijdig aan de
`y`
-as.
In
`(5/3, 4/3)`
is de hellingwaarde
`1,25`
en de hellingshoek dus
`arctan(1,25) ~~ 51`
°.
De gevraagde hoek is ongeveer
`39`
°.
Snijpunten uitdrukken in `p` . Laat vervolgens zien dat in die snijpunten de raaklijnen niet loodrecht op elkaar staan (voor geen enkele `p` ).
`x = 2 + 2 cos(t)`
geeft
`cos(t) = (x - 2)/2`
.
Omdat
`sin^2(t) + cos^2(t) = 1`
krijg je
`((x - 2)^2)/4 + y^2 = 1`
.
`y = x - 1` invullen in de vergelijking van de ellips geeft `x = 2 vv x = 0,4` . De snijpunten zijn `A(2,1)` en `B(0,4; text(-)0,6)` . En `|AB| = sqrt(1,6^2 + 1,6^2) = 1,6 sqrt(2)` .
`(text(d)y)/(text(d)x) = (-cos(t))/(2 sin(t))`
.
In
`A(2,1)`
is
`2 + 2 cos(t) = 2 ^^ sin(t) = 1`
. Dit levert een hellingwaarde van
`0`
.
In
`B(0,4; text(-)0,6)`
is
`2 + 2 cos(t) = 0,4 ^^ sin(t) = text(-)0,6`
. Dit levert een hellingwaarde op van
`(0,8)/(text(-)1,2) = text(-) 2/3`
.
In
`A(2,1)`
is de hoek tussen raaklijn en
`l`
gelijk aan
`45`
°.
In
`B(0,4;text(-)0,6)`
is de r.v. van de raaklijn
`((3),(text(-)2))`
, de r.v. van lijn
`l`
is
`((1),(1))`
. Met het inproduct vind je dan ongeveer
`79`
°.
`y = ax + 2`
invullen in de vergelijking van e en daarna
`D = 0`
oplossen geeft
`a = text(-)0,375`
.
Er zijn twee raaklijnen, te weten
`x = 0`
en
`y = text(-)0,375x + 2`
.
Vul zowel `x(t)` als `y(t)` in de vergelijking in. Je vindt dan `t^3 + t^6 = t^3(1 + t^3)` en dit klopt voor elke `t != -1` .
`(text(d)y)/(text(d)x) = (3x^2 - 6y)/(6x - 3y^2)`
.
Raaklijn evenwijdig
`x`
-as als
`3x^2 - 6y = 0 ^^ 6x - 3y^2 != 0`
, dus als
`y = 1/2 x^2`
. Invullen geeft
`x = root[3](16)`
(
`x = 0`
voldoet niet).
Dit levert het punt
`(root[3](16), 1/2 root[3](256))`
op.
Raaklijn evenwijdig
`y`
-as als
`3x^2 - 6y != 0 ^^ 6x - 3y^2 = 0`
, dus als
`x = 1/2 y^2`
. Invullen geeft
`y = root[3](16)`
(
`y = 0`
voldoet niet).
Dit levert het punt
`(1/2 root[3](256), root[3](16))`
op.
Vul `y = px` in de vergelijking in en bepaal de waarden van `p` waarvoor deze lijn maar één punt met de lemniscaat gemeen heeft.
Als `(x,y)` voldoet aan de vergelijking, dan geldt dit ook voor `(y,x)` .
Zoek voor de figuur op http://nl.wikipedia.org/wiki/Folium_van_Descartes.
`x^2 + 8y^2 = 16`
geeft
`(x^2)/16 + (y^2)/2 = 1`
.
De straal
`r`
van de richtcirkel vind je uit
`(0,5r)^2 = 16`
. Dit levert op
`r = 8`
.
De afstand
`p`
van het centrum
`(0,0)`
tot een brandpunt vind je uit
`p^2 - (0,5r)^2 = 2`
. Dit levert op
`p = +- sqrt(14)`
.
Brandpunten zijn
`F_1(text(-)sqrt(14),0)`
en
`F_2(sqrt(14),0)`
.
Gebruik `cos^2(t) + sin^2(t) = 1` . Je vindt `cos^2(t) = (x^2)/16` en `sin^2(t) = (y^2)/2` en dus `x = 4 cos(t)` en `y = sqrt(2) sin(t)` .
`y = 1`
geeft
`x = +- sqrt(8)`
. Verder is
`(text(d)y)/(text(d)x) = (-2x)/(16y)`
.
In
`(sqrt(8),1)`
is de hellingwaarde
`text(-) 1/8 sqrt(8)`
.
In
`(text(-)sqrt(8),1)`
is de hellingwaarde
`1/8 sqrt(8)`
.
De gevraagde hoek is
`2 * arctan(1/8 sqrt(8)) ~~ 38,8`
°.
`(text(d)y)/(text(d)x) = (text(-)2x)/(16y) = text(-)2` geeft `x = 16y` en dus (na invullen en wat rekenwerk) `y = +- 2/33` . De gevraagde punten zijn `(text(-) 32/33, text(-) 2/33)` en `(32/33, 2/33)` .
Maak een tekening, je moet nu zelf de vergelijking afleiden want nu liggen de brandpunten
niet op een horizontale as, maar op de
`y`
-as.
Begin met
`P(x,y)`
en
`text(d)(F,P) = text(d)(P,c)`
, dus
`sqrt(x^2 + (y - 5)^2) = sqrt(x^2 + (y - 2)^2) - 2`
.
Twee keer kwadrateren en zorgvuldig rekenwerk geeft
`16x^2 - 20y^2 + 140y = 225`
en na kwadraat afsplitsen
`(y - 3,5)^2 - (x^2)/(1,25) = 1`
.
Het centrum van de hyperbool is `(0; 3,5)` . Laat zien dat als `(x,y)` op de hyperbool ligt, dit ook geldt voor `(text(-)x, 7 - y)` .
`y = ax + 3` invullen en `D = 0` geeft `a = +- sqrt(0,6)` .
Snijpunten
`x`
-as:
`y = 0`
geeft
`x^2 = 8x`
, dus
`(0,0)`
en
`(8,0)`
.
Snijpunten
`y`
-as:
`x = 0`
geeft
`y = 0`
, dus
`(0,0)`
.
Impliciet differentiëren geeft
`(text(d)y)/(text(d)x) = 4/(x + y) - 1`
.
Raaklijn evenwijdig
`x`
-as:
`4/(x + y) - 1 = 0`
geeft
`y = 4 - x`
en na invullen het punt
`(2,2)`
.
Raaklijn evenwijdig
`y`
-as:
`4/(x + y) - 1`
wordt oneindig groot/klein geeft
`y = text(-) x`
en na invullen het punt
`(0,0)`
.
`y = x - p` invullen en `D = 0` geeft `p = text(-)1` .
`x + y = q`
geeft
`x = 1/8 q^2`
en
`y = q - 1/8 q^2`
. Dit geeft snijpunt
`(1/8 q^2, q - 1/8 q^2)`
.
De raaklijn daar heeft r.c.
`4/q - 1`
en dat is voor elke waarde van
`q`
ongelijk aan
`-1`
, de r.c. van de lijn
`x + y = q`
.
Deze lijn kan dus de kromme nooit raken.