Meetkunde in 3D > Vlakken
1234567Vlakken

Voorbeeld 2

Figuur opent via muisklik
Dan draaibaar met rechter muisknop

Je ziet hier weer de balk `OABC.DEFG` met `A(4, 0, 0)` , `C(0, 6, 0)` en `D(0, 0, 8)` .
Verder is `M(0, 6, 4)` en `N(0, 3, 8)` .

Stel een vergelijking op van vlak `ENMB` en laat zien dat het snijpunt `S` van de lijnen `EM` en `BN` in vlak `ENMB` ligt.

> antwoord

Een vectorvoorstelling van `ENMB` : `((x),(y),(z)) = ((4),(0),(8)) + p((0),(3),(text(-)4)) + q((text(-)4),(3),(0))`

Een normaalvector `vec (n)` van vlak `ENMB` bepaal je met behulp van het uitproduct van `vec(r_1)=((0),(3),(text(-)4))` en `vec(r_2)=((text(-)4),(3),(0))` :
`vec(r_1) xx vec(r_2) = ((3*0-text(-4)*3),(text(-)4*text(-)4-0*0),(0*3-3*text(-)4)) = ((12),(16),(12))`

Je neemt `vec(n) = ((3),(4),(3))` .

Door ook nog het punt `(4, 0, 8)` in te vullen, vind je de vergelijking van het vlak, namelijk:
`ENMB` : `3x+4y+3z=36`

Voor het snijpunt `S` van de lijnen `EM` en `BN` stel je de vectorvoorstellingen van `EM` : `((x),(y),(z)) = ((4), (0), (8)) + r ((text(-)2), (3), (text(-)2))` en `BN` : `((x),(y),(z)) = ((4), (6), (0)) + s ((text(-)4), (text(-)3), (8))` aan elkaar gelijk.
Dit geeft snijpunt `S(frac(4)(3) , 4 , frac(16)(3))` .
Dit punt `S` voldoet aan de vergelijking van vlak `ENMB` en ligt dus in het vlak.

Opgave 9

In Voorbeeld 2 zie je hoe je het snijpunt van twee lijnen kunt berekenen en dan controleren dat dit snijpunt inderdaad in het vlak ligt dat door beide lijnen gaat.

a

Stel de vectorvoorstellingen van de lijnen `EM` en `BN` aan elkaar gelijk en laat zien dat `S(4/3, 4, 16/3)` inderdaad het snijpunt is van `EM` en `BN` .

b

Vul de coördinaten van `S` in de vergelijking van `V` in en laat zien dat het klopt.

c

In welk punt snijdt het vlak `ENMB` de lijn `FG` ?

Opgave 10

Gegeven is het vlak `V: ((x), (y), (z))=((text(-)1), (3), (4))+r((1), (text(-)5), (3))+s((2), (2), (1))` .

a

Stel een vergelijking op van vlak `V` .

b

Laat zien dat het snijpunt `S` van lijn `l: ((x), (y), (z))=((text(-)1), (0), (5))+u((3), (2), (2))` en lijn `m: ((x), (y), (z))=((2), (3), (2))+v((4), (2), (6))` in vlak `V` ligt.

c

Bereken de waarde van `p` als gegeven is dat punt `P(2, p, 1/2)` in vlak `V` ligt.

Opgave 11

Gegeven zijn de punten `A(3, 0, 1)` , `B(0, 5, 0)` en `C(0, 2, 6)` .
Omdat de punten veel "nullen" bevatten, is er nog andere (handigere) manier om een vergelijking van een vlak `V` door de punten `A` , `B` en `C` op te stellen.

a

Hoe luidt de algemene vergelijking van een vlak?

b

Vul de coördinaten van de punten `A` , `B` en `C` in de algemene vergelijking van een vlak in.
Je krijgt drie vergelijkingen met vier onbekenden.

c

Door nu slim één waarde te kiezen, liggen de andere drie waarden vast. Doe dit.
Geef ook een vergelijking van vlak `V` en controleer of de punten `A` , `B` en `C` inderdaad in vlak `V` liggen.

d

Stel nu op dezelfde manier een vergelijking op van een vlak door de punten `A(text(-)2, 0, 3)` , `B(0, 4, 0)` en `C(6, 1, 0)` .

verder | terug