Gebruik de Gr met venster
`[30, 100]xx[0, 60]`
.
Voer in de ongelijkheden:
`y_1 le 40`
,
`y_2 le 60 - 0,5x`
en
`y_3 le 240 - 3x`
.
`150 = 3x + 4y - 10` geeft: `y = 60 - 0,75x`
`200 = 3x +4y - 10` geeft: `y = 77,5 - 0,75x`
Het maximum zit in het snijpunt
`(72, 24)`
.
Het maximum is
`W=302`
.
Kies als variabelen
`x`
voor het aantal dagen dat fabriek I moet werken aan deze auto's en
`y`
voor het aantal dagen dat fabriek II moet werken.
De randvoorwaarden zijn:
`x ge 0`
`y ge 0`
`10x + 20y ge 800`
`30x + 20y ge 1600`
`50x + 20y ge 2000`
De doelfunctie is: `K = 20000(x + y)` .
Gebruik de Gr met venster
`[0, 100]xx[0, 100]`
.
Voer in de ongelijkheden:
`y_1 le 40 - 0,5x`
,
`y_2 le 90 - 1,5x`
en
`y_3 le 100 - 2,5x`
.
De minimale kosten zitten in het snijpunt `M` van de lijnen `10x+20y=800` en `30x+20y=1600` . Dat snijpunt is `(40, 20)` .
De kosten zijn minimaal
`K=20000(40+20)=1200000`
euro.
Daartoe moet fabriek I
`40`
dagen draaien en fabriek II
`20`
.
De totale uitleen is
`106436 + 115915 + 48479 = 270830`
euro.
Jeugdboeken:
`106436/270830 * 105000 = 41265`
euro.
Romans:
`115915/270830 * 105000 = 44940`
euro.
Studieboeken:
`48479/270830 * 105000 = 18795`
euro.
Dit is een lineair programmeerprobleem.
Stel de bedragen voor de afdelingen jeugdboeken, romans en studieboeken achtereenvolgens
`j`
,
`r`
en
`105 000 - j - r`
. Zo blijft het een probleem met twee variabelen. Hanteer de volgende voorwaarden:
Minstens 1200 jeugdboeken geeft: `j ge 18000` .
Minstens 1200 romans geeft: `r ge 28800` .
Minstens 400 studieboeken geeft: `105000 - j - r ge 12000` , of `j + r le 93000` .
Voor jeugdboeken krijg je niet meer dan voor romans:
`j le r`
.
Voor jeugdboeken krijg je niet meer dan drie keer het bedrag van de afdeling studieboeken:
`j le 3(105000 - j - r)`
, of
`4j + 3r le 315000`
.
De doelfunctie is het aantal boeken
`A = 1/15 j + 1/24 r + 1/30 (105000 - j - r)`
maximaliseren.
Het toegestane gebied bestaat uit vier hoekpunten met in een `jr` -stelsel twee hoekpunten op de grenslijn `r = 28800` en twee op de grenslijn `j = 18000` (en één ervan ligt op beide lijnen) en een hoekpunt dat rechtsboven deze twee grenslijnen ligt. In dat laatste punt zal het maximum zitten. Check niveaulijnen of check `A` in alle vier de punten.
Dit hoekpunt ligt op grenslijnen
`r = 105000 - 4/3 j`
en op
`r = j`
en dat is als geldt
`j = r = 45000`
.
Het maximum aantal boeken is dan
`A = 5375`
.
Jeugdboeken krijgt € 45000.
Romans krijgt € 45000.
Studieboeken krijgt
`105000 - 90000 =15000`
euro.
De laatste voorwaarde wordt nu `3j + r le 210000` met grenslijn `r = 210000 - 3j` in een `rj` -assenstelsel. Het hoekpunt met het maximum verschuift iets naar linksonder en ligt bij `j = r = 42000` en `s = 105000 - 2*42000 = 21000` .
Jeugdboeken krijgt € 42000.
Romans krijgt € 42000.
Studieboeken krijgt € 21000.
De afdeling romans zal het minst blij zijn, want vergeleken met de twee vorige oplossingen met bedragen € 44940 en € 45000 krijgt deze afdeling het laagste bedrag.
(naar: examen vwo wiskunde A in 1991, eerste tijdvak)
`0,3y+0,3(4000-x-y) le 930` , ofwel `x ge 900` .
`y ge 500` .
`4000-x-y ge 500` ofwel `x+y le 3500` .
`0,4x+0,6(4000-x-y) le 1800` , ofwel `x+3y ge 3000` .
Het bedrijf moet
`3000`
meter Rosa,
`500`
meter Lelie en
`2000`
meter Narcis maken.
De winst is dan
`W=29500`
euro.
Noem
`x`
het aantal type I en
`y`
het aantal type II.
Dan geldt:
`0 le x le 60`
`0 le y le 50`
`x + y le 75`
`x + 2y le 110`
Er zijn vier randvoorwaarden, in het simplextableau komen vier spelingsvariabelen.
Het eerste simplextableau is:
`1` | `0` | `1` | `0` | `0` | `0` | `60` |
`0` | `1` | `0` | `1` | `0` | `0` | `50` |
`1` | `1` | `0` | `0` | `1` | `0` | `75` |
`1` | `2` | `0` | `0` | `0` | `1` | `110` |
`2400` | `3000` | `0` | `0` | `0` | `0` | `0` |
De grootste coëfficiënt in de onderste rij is
`3000`
.
Van de verhoudingen
`50/1=50, 75/1=75`
en
`110/2=55`
is de eerste het kleinst.
Het tweede simplextableau wordt:
`1` | `0` | `1` | `0` | `0` | `0` | `60` |
`0` | `1` | `0` | `1` | `0` | `0` | `50` |
`1` | `0` | `0` | `text(-)1` | `1` | `0` | `25` |
`1` | `0` | `0` | `text(-)2` | `0` | `1` | `10` |
`2400` | `0` | `0` | `text(-)3000` | `0` | `0` | `text(-)150000` |
De grootste coëfficiënt in de onderste rij is
`2400`
.
Van de verhoudingen
`60/1=60, 25/1=25`
en
`10/1=10`
is de laatste het kleinst.
Het derde simplextableau wordt:
`0` | `0` | `1` | `2` | `0` | `text(-)1` | `50` |
`0` | `1` | `0` | `1` | `0` | `0` | `50` |
`0` | `0` | `0` | `1` | `1` | `text(-)1` | `15` |
`1` | `0` | `0` | `text(-)2` | `0` | `1` | `10` |
`0` | `0` | `0` | `1800` | `0` | `text(-)2400` | `text(-)174000` |
De grootste coëfficiënt in de onderste rij is
`1800`
.
Van de verhoudingen
`50/2=25, 50/1=50`
en
`15=1`
is de laatste het kleinst.
Het vierde en laatste simplextableau wordt:
`0` | `0` | `1` | `0` | `text(-)2` | `1` | `20` |
`0` | `1` | `0` | `0` | `text(-)1` | `1` | `35` |
`0` | `0` | `0` | `1` | `1` | `text(-)1` | `15` |
`1` | `0` | `0` | `0` | `2` | `text(-)1` | `40` |
`0` | `0` | `0` | `0` | `text(-)1800` | `text(-)600` | `text(-)201000` |
De maximale opbrengst is
`R=2400*40+3000*35= 201000`
euro.
Er worden dan
`40`
computers van type I en
`35`
computers van type II gemaakt.
Als `z` het aantal mensen is dat van de assemblageafdeling naar de verpakkingsafdeling gaan, dan geeft dit de volgende randvoorwaarden:
`0 le x le 60`
`0 le y le 50`
Bedenk dat een inpakker dagelijks `75/15 = 5` computers inpakt.
`x + y le 75+5z`
`x + 2y le 110-z`
Je kunt nu met de nieuwe randvoorwaarden met behulp van simplextableau's een maximum uitrekenen.
`z=1` geeft: € 209400.
`z=2` geeft: € 216000.
`z=3` geeft: € 214500.
`z=4` geeft: € 213000.
Dit bedrag wordt alleen maar lager als
`z`
groter wordt.
Je kunt ook de voorwaarden in de Excel Oplosser invoeren, deze geeft dan de oplossing.
Conclusie: je kunt het beste twee personen verplaatsen naar de verpakkingsafdeling.
Dit is een transportprobleem. Het volgende schema geeft het aantal te verplaatsen stoelen weer.
naar 1ste | naar 2de | naar 3de | |
aula | `x` | `y` | `140-x-y` |
bieb | `90-x` | `60-y` | `x+y-80` |
Omdat in elke cel van deze tabel een positief getal moet staan, zijn de voorwaarden:
`0 le x le 90` , `0 le y le 60` , `140 - x - y ge 0` en `x + y - 80 ge 0` .
De doelfunctie is de benodigde tijd in minuten:
`T = 2x + 4y + 6(140-x-y) + 2(90-x) + 3(60-y) + 5(x+y-80) = 800 - x`
.
Gebruik de GR met venster
`[0, 90]xx[0, 100]`
.
Voer in
`y_1 le 140-x`
,
`y_2 ge 80 - x`
en
`y_3 le 60`
. Niveaulijnen (verticaal) bijvoorbeeld
`T=850`
en
`T=860`
.
De minimale tijd zit in het punt `(20, 60)` en is `T_(text(min)) = 270` minuten.
Het transportschema wordt:
naar 1ste | naar 2de | naar 3de | |
aula | `20` | `60` | `60` |
bieb | `70` | `0` | `0` |
Eigen antwoord.
Denk aan: beperkte totale hoeveelheid aantal eenheden A plus aantal eenheden B; beperkte hoeveelheid aantal eenheden A; geschatte tijd per eenheid dat een product A maximaal in het schap staat en verwachte tijd dat product B maximaal in een schap staat. En je kunt ook met prijzen werken...
En misschien kun je eens bij een supermarktketen navragen.